Kapot betekent niet verloren
De 92-jarige man tegenover me is kapot, maar in een vrolijke bui. Een alcoholische vader dus geweld in zijn jeugd, de oorlog overleefd in hartje Amsterdam, een psychiatrische vrouw die nog geen 35 jaar is geworden en heel veel uren laagbetaalde arbeid; zijn leven leest als een klassieke roman. Het boek is nog niet uit. ‘Ze zeggen dat ik vasculaire dementie heb’, zegt hij met een mal stemmetje. ‘Nou, m’n grijze blubber werkt nog prima. Wat vind jij?’ Hij kijkt me olijk aan.
Ik weet dat zijn blinde ogen me niet zien. Ik weet ook dat hij hoopt op geruststelling. Als altijd, ga ik voor eerlijk. ‘Het is niet merkbaar in onze gesprekken.’ Hij knikt tevree.
Hij kwam jaren geleden binnen met een oorlogstrauma die ieder jaar tot leven kwam rond dodenherdenking op 4 mei. In moeilijke sessies doemden beelden op uit een andere tijd van Duitse soldaten en gaarkeukens. Hij zwierf op straat omdat het thuis nóg onveiliger was. Pa had losse handjes. Eindelijk huilde hij. De eerste jaren waren de gesprekken met deze eigenwijze Amsterdammer niet makkelijk. Hij was boos op alles en iedereen. Hij hield tirades die nergens op sloegen. Ik moest luisteren en zwijgen. Mooi niet. Naast troost en erkenning had hij duidelijk ook begrenzing nodig. Als een kleine jongen moest ik hem soms nog opvoeden.
Nu vier jaar later hebben we mooie gesprekken. Het is niet meer eenrichtingsverkeer. Hij houdt meer rekening met anderen en kan zichzelf beter beteugelen. Hij klaagt goedmoedig als ik te streng ben. Dat kon bij zijn ouders niet. Briljant om deze man alsnog in een soort verlate puberteit mee te maken. Hij deelt zijn zorgen over de stand van de wereld met mij. ‘De mensheid poept in zijn eigen bed’, zegt hij verdrietig. ‘Terwijl de aarde stikt, vliegen ze naar de andere kant van de wereld en denken ze zichzelf gelukkig te kopen.’ Hij kijkt in een onzichtbare verte. Zijn geluk vindt hij noodgedwongen in het kleine dagelijkse.
Hij heeft gelijk. Onze atmosfeer is ziek en het kost inderdaad veel moeite om mensen te overtuigen dat het tijd is zorgzamer met de wereld om te springen. Er zit een parallel tussen deze wankelende mens en de geschonden aarde. Beiden zijn niet meer gezond en veerkrachtig. Beiden staan te wankelen. De oude man droomt van een sterk jong lichaam. Dat zit er niet in. Hij leert leven met een ziek, oud lijf. Hij moet keuzes maken. Verstandig zijn. Een gezonde aarde lijkt helaas ook een droom. Dat is niet meer. Maar als deze oude dwarskikker een nieuwe balans kan vinden, moet dat toch ook lukken met het klimaat.
Aandacht en zorgzaamheid was genoeg voor de man. Misschien is het klimaatprobleem wel simpeler dan veel mensen denken… We kunnen als mensen leren leven met een zieke aarde. We kunnen andere beslissingen nemen, andere prioriteiten stellen en doen wat verstandig en haalbaar is. Kapot betekent niet verloren.
Op zijn verjaardag gaat de man naar een prachtig concert in Vredenburg. Hij vertelt vol vuur over de verschillende lagen in de muziek. ‘Het is om te janken, zo mooi. Ik ben dankbaar dat ik dit nog mee mag maken.’ Natuurlijk praten we over de dood die zo dichtbij is. De man wil ondanks het geploeter nog wel even door. Bij het afscheid houdt hij mijn hand iets langer vast. ‘Vergeet je me niet als ik er niet meer ben.’ Ik glimlach: ‘beloofd’. We maken een nieuwe afspraak. Hij tikt tegen zijn pet. ‘Moedig voorwaarts mensen.’ Ik hoop hem weer te zien. En ik hoop dat de aarde er net zoveel zin in heeft als deze eigenzinnige man.