Na de ontdekking van mijn oogziekte werd er op het internaat in Oudenbosch maar raar naar me gekeken. Niemand zag aan me dat ik slechte ogen had. Ik voetbalde gewoon lekker mee, biljarten en tafeltennissen deed ik als de beste en toch… In de recreatiezaal stond de tv op een verhoging. Te ver weg voor mij. Dat kon ik dus schudden. Af en toe hadden we een filmvoorstelling in de aula. Dan moest ik op de eerste rij, tussen de kleintjes. In de kerk kon ik niet meer meedoen, zij het dat ik daar niet echt van ondersteboven was.
Maculadegeneratie
In een kerkboek lezen met een leesliniaal of loep was echt te veel gevraagd. Dat ik met mijn wazige vlekken in mijn gezichtsveld het hoofd van de pastoor op het altaar kon wegtoveren, was een leuke bijkomstigheid. Mijn pianolessen behoorden voortaan tot het verleden. Noten lezen was er niet meer bij. Met maculadegeneratie mis ik de precisie, de scherpte, de helderheid. En kijken doe ik alleen nog met de zijkanten van mijn gezichtsveld en je kunt nu eenmaal niet met de zijkanten de noten lezen op het bladpapier, althans ik kan dat niet. Het vreemde om alles redelijk te kunnen zien, maar de scherpte te missen om te kunnen onderscheiden, het was nooit uit te leggen. Sterker nog: het is nog steeds niet uit te leggen.
Wazig zien
Laatst tijdens een vergadering op het gemeentehuis opende ik met de woorden: ‘Ik heb slechte ogen en herken u niet en kan niet lezen, dus u kunt niet zomaar even een velletje tekst aan mij geven om het door te nemen.’ Een van de aanwezigen zei doodleuk dat zij het wel vond meevallen, die slechte ogen van mij. ‘Als ik mijn bril afzet, heb ik ook slechte ogen.’ ‘Ja, troela, maar als je die bril weer opzet, zie je alles weer vlijmscherp. Dat is het verschil, bij mij blijft het wazig, snap je?’ Het was er uit voordat ik er erg in had.
Loep
Naarmate ik ouder en ouder word, reageer ik wat agressiever als het over mijn ogen gaat. Iets ‘zien’ terwijl ik het niet zie, dat is de kunst. Met een goed geheugen kom je een heel eind. De mensen om me heen raken in een nog grotere verwarring: ‘Ziet hij dat? Wat mankeert-ie dan eigenlijk aan zijn ogen?’
‘Wat een mooi en leuk schilderij hebben jullie toch aan de muur hangen’, zei ik zittend aan de ovale designtafel tijdens een gezellig dinertje tegen goede vrienden.
‘Dat jij dat ziet daarvandaan’, was de reactie. Ze waren even vergeten dat ik al vele keren op leuke avondjes van heel dichtbij het schilderij had bewonderd, zelfs met de loep naar het signature had gekeken
En die verwarring is nooit anders geweest. Gefascineerd luisterde ik al als dertienjarig jongetje naar de reacties van mijn vriendjes, in de trein, rijdend over de spoorbrug van de Moerdijk op weg van het internaat in Oudenbosch naar Rotterdam voor een lang weekend naar huis, toen ik zei: ‘Kijk, daar op die andere brug, de autobrug, hangt een engel, De Engel van de Moerdijk.’
Je hoorde gewoonweg de hersenen kraken. Hoe kan hij dat nou zien?