IJsberend loop ik door de kamer, nogmaals check ik of ik alles in mijn tas heb gestopt. Pyjama, tandenborstel, trainingsbroek, check check dubbelcheck. Hoewel het inmiddels routine is geworden, het inpakken van mijn ziekenhuistas, geeft het nalopen van mijn tas me een soort van houvast. Controle, dat is het, denk ik. Ik heb controle over de inhoud van mijn tas, ik kies wat ik meeneem en wat niet. Ik bepaal.
Controle
Controle, iets wat ik totaal niet heb over mijn lichaam en mijn geest. Het leeft zijn eigen leven en ik volg gehoorzaam. Tegenstribbelen heeft geen zin, dat maakt het alleen maar complexer, emotioneel zwaarder. Ik ben er klaar mee, al jaren, maar daar heeft mijn lijf geen boodschap aan. Het doet waar het zin in heeft en dat is allesbehalve normaal functioneren.
Normaal, wat is normaal? Wanneer heb je een normaal leven? Is het leven van de mensen waar ik tegenop kijk, normaal? Is het hebben van een goede baan, een gezin, een mooi huis, normaal? Is dat wat ik ambieer?
Mijn psychologe is net een aantal maanden terug van zwangerschapsverlof wanneer we dit onderwerp bespreken. Ze maakt een koppeling die ik niet zag aankomen: ‘Daan, sinds enkele maanden heb ik het leven waar jij zo naar verlangt, het leven van een getrouwde vrouw met een pasgeboren baby, het ideale normale leven toch, volgens jou?’
Met betraande ogen knik ik instemmend. Mijn psychologe vertelt dat ze de afgelopen dagen huilend door het huis heeft gelopen, haar baby stopt maar niet met huilen, haar man is veel van huis, alle zorg komt op haar neer. Ze heeft weinig tijd voor zichzelf. Vragend kijk ik haar aan, wat wilt ze me hiermee vertellen? Probeert ze op deze manier mijn ideaalbeeld kapot te maken om het makkelijker voor mij te maken?
‘Je hebt alleen controle over jezelf, Daan, alleen jij kunt jezelf gelukkig maken. Alle andere externe factoren kunnen een mooie aanvulling zijn, maar ook een last. Pas als jij controle hebt over je gevoel en gedachtes, pas dan kan je gelukkig worden.’